OP DE U I T B E E L D I N G E
F R I E S L A N D.
Das wort dan FRIESLAND UTTCEBEELD, om 't vlak vaà haare erond te weeten •
Dus beurt de kunf t haar hooft om h o o g , der Friezen boodem ä f f t e meeten'
Ahvaar de noeftheit n " ' • " i - ' - i ' " ! " - dJ rie-il ojp de voorgrond hoog gefteegen-
Stout op haar ftuliken afgerecht; in maagdebeelden hier geleeSen'
Die Jonckvrouw hout der aarden kloot , en weet met paiTer maat te raamen;
Met kettmgfleep längs we c h e n p a d , wijft vaart en poel, en land te zaamen
Zoo g e e f t l i a a r Ichoot een werkftuk uit, dat vojgedraagen, Frieslands enden
ßepaalt, om Ooi t en Werter Go o , längs Seeven Wolden heen te wenden
Die FIERE MAAGD, ten toon ge f t e ld, o p ' t fteenftiik frisom hoog verheeven '
Vol zorg , yol k omme r , en gepe ins , op vviffelvalligheit bedreeven,
Hout, voorbedacht, e e nwa a k e n d o o g , op WISPELTUER, da t losgedrocht e.
Die p u d - a a r t hachchelijk van ftal, reikt hand en voe f ; ivaar mee hij zochte
T e Ichikken tak en boom ten woud; en in de grond zijn eiken ftroncken
Wanneer hij 't landt als boffchen ftelt. En daatlijk weeder al ve rdroncken'
Daar't lijf hem fmelt in pe eke l f t room, ten vinger uit, als waater bruizen-
En de onderleen in volle z e e , weet als een meermin te verhuizen.
Terwijl de onftuime ZEEVOOGD raaft; met ruwe drietand aan komt ftampen;
Ingrimmigeuitkijkbarfchgevronzd; dreicht, vol van wreevel, eroove rampen •
Trapt plotDijk dijk en paal te m o r s d o e t barre golven binnen ftruizen'
Wee! Frieifche landen! berg uw lijf: d o e ' t vee op wier en terp verhuizen.
Z i ] echter wijlt te landwert in, de wech en va a r t , om heen te flreeven
Te vinden, waar vrouw VELDGEWAS, op fchoov off gruide zij gezeeten,'
Oni-armt haar hoorn , vol overvloed , van landgewin , ruim ongeme e t en'
Gefierd om 't hooft met kooren-aar ; daar dikke korrel uit komt rollen •
Waar B E E M D E H E I L vaft neeven l l a a t , verzeld me tGRAAZEVOLi n pollen
Haar beider kruin , groen opgehuld , van klaverblad en but t e rbloemen,
Metjeugdig k r u i d , en aardelpruit; om op de vrucht van all's te roemen.
Gaa dan, daar 't päd uw heene ftuert, aan ftroom , off viffcherijke poelen;
ÜMt STROOMVOOGDESS' haar waater ftort, zal VISSCHEVANG ha a r luf t enkoe l en:
r , ' n ', ^ ' — o p g e n o o m e n ,
i n t eerlt geheug van t oude fchild ; der Seeven * l anden, eerft gekoome n
Van'tl-neflche Seeven * See-geland. Dus fpoeit de wech, en zal uw wiizen,
Hoe WOUDMAN , met zijn eiken loov , de boflchen hemelhoog zict rijzen
Bygoe NATDER mc t f l e u i t , en hoorn, het veld bcgaaft. De binneftreeken
Diegeeven ons Vrouiv VEENBBA ND aan, met lifch en ruichte om 't hooft beileeken
t'vergraavenveen : Zij treurt om' t land gemaakt tot t u r v e n j
Berooid van zinnen , en bedrukt : dat zij al woelend is bedurven.
Zulx alles fchou t de Staatkunde aan, d e FE i ESSCH E M a AG D , zoo fier omoeeven
Metwaapenfchild, van dubb'le leeuw: To t h o e d e n o c h , van't land geiieeven
Het beeld vari vrijlleit op de fpeer': faa mach de vruchten gins beichouwen
Van ftille r u f t , daar i n ' t verfchiet, de onmacht der oude fteengebouwen.
Der Stinzen , neften vol gebroed der tweefpalt tuifchen woelgenooten,
Verfchooven ftaan. Maar voor in 't o o g , daar leit een penningsken ontflooten,
Een denckftuck van een jonge VORST, wicns ampt de banden kan bewaaren
\ an eendracht, voor een aad'lijkhuis; voor lantman, boerenburgerfchaaren;
Aan Wien de Heemel wafdom gun dat zoo ons hoop ten vollen leeve
Doordeeze Spruit, m' t l a n d , d a a r n uw, v o o r ' t v e e , dat melk enzuive lge eve ,
Leitvruchtb're weide, en frifle b e emd , daar peefd en rundvee veilig ki jken,
Hoe buiten dijx ter barre zee , de kielen längs de kuften ftrijken.
Zoo merk d a n , v .!e wech uw leit, door de ü i t g e b e e l d e Kaartevelden:
En zulx IS 't gee_ c uw z e i t , waar van dit Kaartboek zal vermelden.
* Eczie de in l'" TT
J 0 H-. n I L A R I D ES.