
7. In 1859 werd het schilderij De kerk te Edam (cat.nr. 92) voor
/ 2 0 0 0 - aangekocht.
8. Cat.Tent. Het Vaderlandsch gevoel, (Rijksmuseum) Amsterdam
1978, p. 151. Kramm op. cit. (noot 3), dl. III, p. 688.
9. Van Thiel, op. cit. (noot 3), pp. 69-72.
10. W. J. Hofdijk, De SCHUTTERS-MAALTIJD; schilderij van
Van der Heist, gravure van J. W. Kaiser, (Frans Buffa en Zonen),
Amsterdam 1856, p. 17. Kramm, dl. I, p. 285.
11. Ekama, op. cit. (noot 5), p. 18-19.
12. Kramm op. cit. (noot 3), dl. I, p. 255, dl III pp. 630-632. T. van
Westrheene Wz., De gravure van J. W. Kaiser, naar de Schilderij
'DE SCHUTTERS-MAALTIJD’ van B. van der Heist in het
museum te Amsterdam, Algemeene Konst- en Letterbode 68 (nwe
reeks 3) (1856), pp. 100-101.
Waamemen
Het begrip waamemen zal centraal staan in een serie van acht
voordrachten, die zullen worden gehouden in de aula van Teylers
Museum, telkens op een zaterdagochtend om 11 uur aanvangend.
De eerste lezing is op 26 September 1987, de laatste op 16 april
1988. Vanuit verschillende vakgebieden zullen de sprekers het
onderwerp benaderen. Bij dit blad is een folder gevoegd, die nadere
informatie Ievert. Een aantal aspecten van het waamemen komen in
de onderstaande verhandeling ter sprake.
Inleiding
Onder waamemen verstaan wij het proces, waarmee een
organisme zieh informatie verschaff over de omringende
wereld, over de eigen innerlijke wereld en over de relatie
tussen deze beide.
Het ontdekken van voedsel, het vinden van een (relatief)
veilige omgeving, het vermijden van schadelijke situaties,
het vinden van soortgenoten, maar ook het waamemen
van een hongergevoel, dorst, exeretiedrang en paardrang
zijn noodzakelijke voorwaarden voor het voortbestaan
van het individu en van de soort. In de natuurlijke selectie
is de wijze van informatievergaring van groot belang voor
de overleving van de soort.
In de loop van de evolutie zijn Organismen er in geslaagd
een grote verscheidenheid aan zintuigen te ontwikkelen.
In beginsel bestaan uit deze structuren, die gevoelig zijn
voor veranderingen van elektromagnetische-, mechanische
of chemische aard. Deze veranderingen zijn
fysisch gezien veranderingen in energie, die in een
bepaalde tijdseenheid en op een bepaalde plaats optre-
den.
Het proces van waamemen kan daarom ook worden
beschouwd als de registratie van veranderingen in de
beinvloedende energie, de omzetting daarvan in andere,
en wel biologische energievormen, en het ontcijferen van
deze laatste in voor het organisme betekenisvolle
informatie.
Bestudering van het onderwerp ‘waamemen’ houdt dus in
het bestuderen van de aard van de electromagnetische-,
mechanische- en chemische Stimuli en van de bouw en de
functie van de zintuigsystemen die de informatie ont-
vangen. Voorts kan het overbrengmechanisme naar het
informatie-coördinatiecentrum, de wijze waarop de
informatie daar wordt ontcijferd en er betekenis aan
wordt verleend en de wijze waarop het verzamelen van
informatie bewust en onbewust wordt gestuurd.
De aard van stimuli, ‘prikkels’
Electromagnetische stralingbestaat uit golflengten varie-
rend van kleiner dan een duizendste nanometer (tien tot
de macht min negen) voor cosmische straling tot groter
dan enige tientallen kilometers voor sommige televisie-
en radiogolflengten. Voor de mens bestaat het zoge-
naamde zichtbare gedeelte uit elektromagnetische straling
met een golflengte van 390 (violet) tot 700
nanometer (rood). De zichtbare ‘werkelijkheid’ voor de
mens wordt derhalve slechts gevormd door een zeer klein
deel van alle elektromagnetische golven die ons dagelijks
‘bombarderen’ en die een veel ruimere interpretatie van
het begrip ‘werkelijkheid’ doen veronderstellen.
Sommige andere diersoorten blijken zintuigen te hebben
ontwikkeld, die voor andere electromagnetische spectra
gevoelig zijn. Een voorbeeld hiervan is het zintuig bij
slangen dat gevoelig is voor infraroodstraling, waarmee
het dier in Staat is de door prooien afgegeven lichamelijke
wärmte ook in ons duister waar. te nemen.
De ‘werkelijkheid’ van die dieren zal er noodzakelijker-
wijze ook anders uit zien dan de onze. Zo zou men ook
kunnen stellen dat de ‘werkelijkheid’ van een kleuren-
blind mens een andere is, dan die van een ‘normaal’
ziende.
Zintuig-systemen
Een organisme verplaatst zieh ten opzichte van de
omgeving en tevens verändert zijn omgeving voort-
durend. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat zintuigsystemen
bovenal gevoelig zijn voor veranderingen in
prikkelsterkte en minder voor de prikkelsterkte zelf.
Statische omstandigheden hebben meestal nauwelijks
een gevolg, veranderende omstandigheden daarentegen
veroorzaken duidelijk zintuigelijke reacties. Zo worden
bijvoorbeeld kleding en een horlogebandje tijdens het
aantrekken wel, maar even ema meestal niet meer
gevoeld.
Een voorbeeld van een fysiologische aanpassing die het
organisme in Staat stelt in overigens statistische omstandigheden
toch waar te nemen is het oog. Een volledig
onbeweeglijk oog zou al snel niet meer kunnen waar-
nemen bij gelijkblijvende prikkeling. Het oog blijkt dan
ook voortdurend te bewegen. Deze bewegingen bestaan
uit drie componenten: een snelle regelmatige trilling met
een frequentie van meer dan honderd per seconde (oog-
tremor), kleine sprongsgewijze standveranderingen (micro
saccades) en een doorlopende toevallige standver-
andering (drift). Van deze constante bewegingen van het
oog zijn wij ons overigens niet bewust.
Het verminderen van de gevoeligheid voor prikkeling van
constante sterkte wordt in de fysiologie ‘zintuiglijke
adaptie’ genoemd.
Overdracht en verwerking van prikkels
Niet alleen de (veranderingen in) elektromagnetische-,
mechanische- en chemische prikkels bepalen de reacties
van het organisme. Ook het organisme zelf kan dat door
veranderingen aan te brengen in aandacht, instelling,
verwachting, intentie of (biologische) noodzaak. Bepaalde
Stimuli kunnen daardoor met voorrang toetreden
of worden uitgebannen. Dit mechanisme wordt gestuurd
door het centrale zenuwstelsel (CZS), dat continu in Staat
van paraatheid verkeert, dat wil zeggen constant in een
geprikkelde Staat verkeert.
Een stimulus die binnendringt wordt als het wäre
‘opgeteld’ bij het constante activiteits-niveau dat de
‘paraatheid’ van het CZS bepaalt. De selectie van de
prikkels die wel of niet doordringen hangt af van het
belang dat het organisme er aan hecht. Dat laatste, de
wijze, waarop de waameming door het individu wordt
gestructureerd is afhankelijk van de instelling van het
individu. Deze is weer afhankelijk van eerdere (leer)-
ervaringen, de opeenvolging van de Stimuli in de tijd, van
de behoeften van de waamemer, zijn emotionele status op
dat moment, zijn attitude en zijn normen- en waarden-
stelsel.
De informatie vanuit de buitenwereld wordt aan het CZS
toegevoerd via de zenuwen, die zijn verbonden met de
‘receptaren’ van de zintuigen. Niet elk zintuig bezit
evenveel receptaren.
soort aantal receptoren
gezicht 126.000.000
gehoor 35.000
reuk 10.000.000
smaak 10.000.000
druk 500.000
pijn 300.000
wärmte 10.000
koude 100.000
Het aantal receptoren van de zintuigen bij de mens.
De grote hoeveelheid informatie die door al deze
receptoren zou kunnen worden opgevangen wordt reeds
op het niveau van de zintuigen zelf gereduceerd (‘voor-
gesorteerd’). Dit komt tot stand doordat de zintuigcellen
onderling aan elkaar zijn gekoppeld door middel van
zenuwverbindingen.
Een van de belangrijke kenmerken van het CZS is dat het
systeem is opgebouwd uit onderling zeer nauw samen-
hangende elementen, zowel anatomisch als functioneel
begrepen. Er zijn zeer veel plaatsen binnen het CZS, die
elkaar bij voortduring en wederkerig bei'nvloeden. Ver-
moedelijk vormt dit de basis van de onderlinge integratie
en organisatie van verschillende waamemingen en de
relatie die het waamemen heeft met betekenisverlening,
herinnering en gevoelen.
Via fysische stimulering van de daarvoor gevoelige
zintuigen, de er op volgende reductie door de aan elkaar
gekoppelde zintuigcellen en daama door de selectieve
facilitering of remming in de hoger geplaatste schakel-
stations, is een organisme in Staat een beeid van de
omgeving te verkrijgen, waar te nemen. Deze waar-
neming is door al deze beinvloeding geen getrouwe
afspiegeling van de ‘werkelijkheid’, maar daarvan een
geschematiseerde vertekening.
Elke diersoort kent eigen werkelijkheden, gekoppeld aan
de genetisch bepaalde structuur van de zintuigen en het
CZS. Elk mens kent zijn eigen, zelf gecreeerde en
subjectieve ‘werkelijkheid’.
Fysisch waarnemen
In de natuurkunde worden waamemingen in termen van
metingen in gefallen uitgedrukt. De methodiek, het Instrumentarium
waarmee wordt waargenomen en de omstandigheden
waaronder wordt waargenomen bepalen de
waameming. Door deze steeds streng volgens protocol-
len te laten verlopen zijn de waamemings-uitslagen
reproduceerbaar en daarmee ‘objectief. Afhankelijk van
de aard van de waameming en het waargenomene zijn er
limieten waarbuiten niet kan worden waargenomen. Zo is
het voor een waamemer niet mogelijk van uiterst lichte
voorwerpen zowel de plaats als de snelheid van verplaat-
sing beide nauwkeurig te bepalen.
Het instrumentarium stelt eigen grenzen aan de waar-
neming. Zo wordt het scheidend vermögen-dat wil
zeggen de mogelijkheid om twee punten gescheiden van
elkaar waar te nemen - bij een meetmethode die gebruik
maakt van golven bepaald door de golflengte van het
gebruikte medium. Eeuwen lang is de directe waame-
mingsmogelijkheid van kleine voorwerpen begrensd
geweest door de golflengte van het zichtbare licht. Met
een lichtmicroscoop is het dan ook niet mogelijk voorwerpen
waar te nemen die kleiner zijn dan enkele tienden
micron. Pas de ontwikkeling van de elektronenmicros-
coop heeft het mogelijk gemaakt waamemingen van veel
kleinere objecten (zeer grote moleculen) te doen. Längs
indirecte weg (onder andere röntgen-diffractie) is het
daarmee mogelijk geworden meer inzicht te verkrijgen in
de bouw van de kristallen en de opbouw van materie uit
moleculen en atomen.
Aard en toestand van het te bestuderen object beinvloe-
den op zieh de keuze van het instrumentarium. Zo zal de
temperatuurbepaling van kleine hoeveelheden water
worden beinvloed door de massa en de eigen tempera-
tuur van een kwikthermometer. Vaak neemt de natuur-
kundige voor waamemingen zijn toevlucht tot gestruc-
tureerde bepalingen, ‘het experiment’. Daarbij worden in
vemuftige laboratorium-opstellingen de omstandigheden
zodanig gekozen dat juist dat ene te onderzoeken aspect
via meting kan worden waargenomen. Door vergelijking
met zorgvuldig gekozen standaards kunnen dan kenmer