
J o h. W. S t e p h a n i k en H. G. d u Cr o c q , conservatoren van de
bij genoemd Genootschap berustende Munt- en Penningverzameling,
als uitgangspunt. ln het algemeen werd bij de systematiseering van de
verschillende rubrieken: Geld, Munten en Loodjes, Penningen, Draag-
teekens en Zegels, een chronologisch-geo-topografisch systeem ge-
volgd. Omtrent een en ander kan het indeelingssysteem van de ver-
zameling, die tegelijk geldt voor de geheele muntcollectie in het
Museum, overigens gemakkelijk de noodige inlichtingen verstrekken.
Hetzelfde systeem, dat op de hoofd- en onderverdeeling van de in
totaal uit circa 2000 eenheden bestaande collectie werd toegepast, is
ook gevolgd bij de opstelling daarvan in de Commissiekamer van het
Museum, in een afzonderlijke ladenkast, welke tegelijk met de ver-
zameling geschonken werd. Deze opstelling kwam einde 1935 tot
stand. Bij de vermelding van dit werk, hetwelk een algeheele ver-
andering van de bewuste ladenkast noodzakelijk maakte, mag de naam
van den Heer D. K o k, bediende bij het bovenstaande Instituut, niet
onvermeld gelaten worden.
Overigens is het mij een genoegen met bijzondere waardeering
gewag te maken van de velerlei hulp, welke verschillende autoriteiten
op numismatisch gebied steeds op de welwillendste wijze verleenden.
Dit geldt in het bijzonder voor den Oud-Directeur van het Koninklijk
Kabinet van Munten, Penningen en Gesneden steenen te ’s-Graven-
hage, den Heer A. 0 . v a n K e r k w ij k en voorts voor den aan
bedoelde instelling verbonden wetenschappelijken Assistent Dr. D.
d e Ma n . Eindelijk möge in dit verband nog vermeld worden de
onontbeerlijke hulp, welke van de zijde van het Sinologisch Instituut
te Leiden, Directeur Prof. Dr. J. J. L. D u y v e n d a k, ten aan-
zien van de Chineesch-Japansche munten verleend werd, en voorts
de groote bereidvaardigheid, welke Mejuffrouw te n H o l t e bij
een studiereis mocht ondervinden van Mejuffrouw M. G. A. d e
M a n te Middelburg en den Heer W. K. F. Z w i e r z i n a te
Amsterdam.
Het bovenstaande schreef ik in December 1936 als voorwoord van
het werk, dat toen in vijfvoud aan de Museumcommissie overhandigd
werd. Deze liet daarvan op haar beurt twee exemplaren aan het
College van Gedeputeerde Staten toekomen, waarbij een voor den
schenker, den Heer T. H. O 1 d e n h u i s G r a t a m, a. Zij kweet zieh
aldus van haar opdracht. De overige drie exemplaren werden bestemd
voor de bibliotheken van het Museum te Assen, achtereenvolgens het
Biologisch-Archaeologisch Instituut te Groningen en voor Mejuffrouw
G. J. A. te n Ho l t e .
Ten slotte kon het werk overeenkomstig den uitdrukkelijken wensch
van den schenker in druk gegeven worden, dank zij een daartoe door
hemzelf en door de Staten verstrekt subsidie. Het is daarom te meer
te betreuren, dat de Heer T. H. O l d e n h u i s G r a t a ml a de thans
tot stand gekomen uitgave niet meer heeft mögen beleven, nu deze
juist na zijn overlijden gereed kwam.
Juli 1939 De Conservator
A. E. VAN GIFFEN.
afdruk
delineavit
direxit
exemplaar
fecit
figuur
geslagen
gevonden
invenit
keerzijde
muntteeken of muntmeester
pagina
plaat
sculpsit
voorzijde
zonder jaar