Haarlem, hetwelk op den verkoop van prentbriefkaarten een blijk-
baar zeer günstigen invloed heeft gehad. Naast dit postkantoor
was een vast persbureau ten behoeve derjonmalistenirigericht.
Voorts bevonden zieh op het terrein verschillende kiosken
en tenten van firma’s in hulpmeststoffen, tuinbouwindustrie en
dergelijke, terwijl bij de stedelijke muziektent, welke door den
Gemeenteraad van Haarlem was afgestaan, een restauratie-
gebouw was opgericht.
De verschillende werkzaamheden op het terrein konden
zonder tegenspoed worden volbracht, zoodat de tentoonstelling
tot in onderdeelen gereed was, toen de openingsdag aanbrak. HO O FD S TU K II.
DE ORGANISATIE DER TENTOONSTELLING.
De tentoonstellingscommissie, welke reeds met een enkel
woord in het vorig hoofdstuk werd vermeld, bestond uit de
heeren T. van Waveren te Heemstede, voorzitter, H. Burger Mz.
te Beverwijk, Jac. W. BijvOet te Overveen, A. Frijlink : Sen.
te Sassenheim, J. M. €. Hoog te Haarlem, G. J. van Meeuwen
te Heemstede en J. van der Meij Gz. te Lisse voor de bloembollenstreek,
B. de Bruin en J. H. van Nes voor Boskoop en
D. Baardse Dz. en J¡. M. C. Mensing voor Aalsmeer. Als
secretaris der commissie trad op de heer H. A. Roelvink te
Hillegom. Het bureau der tentoonstelling was aanvankelijk
gevestigd ten huize van den voorzitter der commissie, maar
werd later naar het bureau op het terrein overgebracht.
De commissie hield een groot aantal vergaderingen, aanvankelijk
gewoonlijk maandelijks, later in den regel wekelijks
in tegenwoordigheid van den voorzitter der Algemeene V e r
eeniging voor Bloembollencultuur, waardoor de band tusschen
het hoofdbestuur en de commissie behouden bleef.
Het hoofdbestuur zelve hield zijn gewone maandelijksche
vergaderingen, waarop voortaan vòor zooveel noodig, de principieele
beslissingen in zake de tentoonstelling werden genomen,
terwijl overigens aan de commissie geheel zelfstandig de vrije
hand werd gelaten.
De commissie verdeelde zieh in een aantal sub-commissien,
waarin ook de architecten der tentoonstelling zitting hadden.
De kunstafdeeling stond onder leiding van den Heer A. L.
Koster, kunstschilder te Heemstede, die zieh welwillend met
de geheele administratie der schilderijententoonstelling belastte
en er in mocht slagen eene aantrekkelijke verzameling schil-
derstukken bijeen te brengen.
Toen later het denkbeeid rijpte, om aan de derde en vierde
tijdelijke tentoonstelling ook een belangrijke plaats in te ruimen
aan Orchideön-inzendingen, werd, in overleg met het bestuur
der Nederlandsche Orchidophilenclub, haar secretaris, Jhr. L. J.
Quarles van Ufford, uitgenoodigd om voor dat onderdeel lid
te willen zijn van de commissie, waaraan bereidwillig werd
voldaan.
Ten slotte trad de Heer J. Ruys te Heemstede nog als lid
der commissie op, in het bijzonder om den buitenlandschen