
Sink derzelven tot verruklens toe aangedaan. Ja zeer dikwils heeft myn Bloed
beginnen te ontroeren, op het Gezicht dier Vogeltjes, welken voorheen'Wit •
terwormen waren geweeft, en myn Hert heeft my aldus aangefprpken: gelyk
deze, na dat ze hunne eerfte Levenstyd in ’t Water- geëindigd hadden, vervolgens
door eenen den Dood evenaarenden Toéftand in zodanige met nieuwe Iie-
demaaten begaafde Bewooners van de L u c h t , als van een voor hun geheel
vreemd Element, veranderd geworden z yn , zo zal ook uwe Geeft , na het
aardfche Hulfel afgelegd te hebben, zich verheffen, om voor den Troon des
Scheppers aantebidden en Hem het plechtigfte Dankoffer voor uwe Bèftaanlyk-
heidite brengen. Deze Overweging heeft myne gantfehe Ziel meer dan eens
zodanig gaande gemaakt, dat ik zonder vertoeven met een zo veel mogelyk
verfterkt en vorfchend Oog de afgeiegenfte Geweften , welken ik t’eeniger
T yd zal bewandelen, hebbe moeten befchouwen, om reeds hier met de groote
Toneelen van ’t Firmament,- over welken de Weg naar den Zetel des Eeuwigen
geteekend is , nadere Kennis- te maaken.
Dech ik zoude te verre buiten de Paaien van myn Beftek gaan, wanneer
ik alle de Gewaarwordingen van Vermaak, van Aandacht en van Verlangen
na de Woningen der Zaligen ter neder wilde fchryven, welken uit de nadere
Onderzoeking omtrent de Wonderen der Natuur voortkomen, en die by ieder
Vriend derzelven, gelyk by m y , iets gewoonlyks zyn. Ik zal derhalven
Hechts eene konftloofe Befchryvmg van zodanig eene Zeldzaamheid ontwerpen,
die my fchier genoodzaakt h e e ft , aan myne Troetelgedachten voor eenige
Oogenblikken my overtegeeven. 'T is namelyk een zulk Plant-B ier-, ft welk
miffchien nog geenen Natuurkundigen onder ’t Oog gekomen is,' ten mindert,
ik vinde by geenen derzelven ook flechts het geringde-Blyk van eenig Bericht
omtrent dit Voorwerp,
Men geeft den Naam van Plant-Dier aan zulk een levendig Schepzel, ft welk,
gelyk de ordenteiyke Planten, van eenen Steel voorzien i s , en Wortelen
heeft, doch anderzins geheel dierlyk is , en het meefte Voedzel wel door den
Mond,, echter ook een Gedeelte van hetzelve, volgens alle Waarfchynlykheid,
door de Wortelen ontfangt.
D e Plant-Dieren zyn derhalven wezendlyke met Wortelen, met eenen Steel
ên met andere Eigenfchappen der Planten voorziene Dieren, welker Steelen
©f huidaehtig, o f kraakbeenig, o f hoornachtig, o f beenachtig, o f fteenachtig
konnen zyn ; de levendige Schepzels nu, welken deeze Steelen hebben, zyn ge-
meenlyk Polypenaartig, en de Plant-Dieren zelfs worden rot de Schaal-Dieren
gerekend, en plegen zich met Takken uittebreiden. Deezen zyn nog nergens
anders, dan in ’t W a te r , gevonden, en alhoewel men reeds daarvan verfcheidene
*>’4 - m m . '.vv'
dene. Soorten heeft- ontdeltt r zo .zyn echter onder alle-dezelven -, nevens den
Zee-Palmboom van den Heer Da vila , de zonderlingften , welken men by dé
Heeren E l lis, M ylius en Edwards befchreeven vind, doch de meeften'derzelven
kan men niet als gaave, maar wel als befcHadigde Stukken aanmerken,
en ze behoren allen in de Klalfe der Polypen. Myne Plant-Dieren in tegendeel
zyn van eene geheel andere Soort, vermits-zy-noch Schaal-Dieren, noch Po-
lypen zyn, noch zich in Takken- uitfpreijpn, en zy hebben ook inderdaad voor
de evengemelde dien waren Voor rang, dat zy geheel onbefchadigd gebleven
zyn, weshalven dezelven opentlyk’ bekend gemaakt te worden billyk verdienen,
waarvan ik het Bericht,. hoedanig ik ’er aangekomen bén,, medetedeelen, my
verplicht vinde. J
vermits ïK zêderd eemge Jaaren-eene Verzameling'van nafüurlyke Zeldzaamheden
hebbe begonnen te vergaderen, en de Zee dezelven in groote Menigte
opleverd, zo is myne Gewoonte, de van hier op Reife gaande Schippers,
welken ik kenne, te verzoeken, dat zy-hetgeen hun als merkwaardig zoudè’
voorkomen , mogten bewaaren en aan my mededèelèn. Dit Verzoek herhaalde
B a 1 Voorjaar laatftleden- by een^myner Nabeftaanden',, den Heere Joan
Hendrik Möïïer, die aan de Groenfonds- en Straat Davis-Väarders groote Kennis
heeft, en na derzelyer Terugkomft bragt hy my eenen Steen van 2 Duimen
groot, op welken drie ingedroogde Zeegewalfen vaft waren, en berichtede daari
n , dat de_ Commandeur van-ft -Schip de Vogel Phenix Jam Tyalliwh Tromp
denzelven in de Straat Davis op de Hoogte van dp Graden uit den Grond
der Zee had opgehaald-, en wel hy deze ongewöonlyke Gelegenheid: Z y hadden
namelyk op-den itplen Méy eeqen Walvifch gefchoten, die echter têgens
hun Vermoeden weder los geraakt Was, de Lyn aan ft Harpoen had de Lengte
van 300 Vademen gehad,..ieder tot 3 Ellen gerekend, ft welk igoo- Voeten
bedraagd._ By t Ihhaaten van ft Harpoen , was de gemelde Steen met her
Y ze r na boven gekomen , en aan de daarop, bevindelyke Schepzelen had meli~
wel.nog eenige Teekenen van Leven waargenomen, daarin beftaande, dat ze
door herhaalde Samentrekking hunner Lichaamen het ingeflurpte Water uitge-
fpuit hadden, doch-ze waren kort daarna fty f géworden., '
Deze eer' langwerpige dan ronde en ruim eenen Duim hboge Steen is me*
Koraalmos begroeid en met twee lange bruin geele weeke Wormbuifen omflin-
gerd. Op denzelven liaan eenen Duim breed van elkander twee Planten, welken
men het wel in den eerffen Opflag kon aanzien, dat het Plant-Dieren moesten
zyn; doch vermits hunne Lichaamen in elkander verward en ingedroogd*
waren,- ook de Steel van het derde verfcheurd en deszelfs Lichaam met de vo rigen
vereemgd was, zo kon men zeer weinig met Duidelykheid aan hun air
len bekennen. In t eerfl wilde ik ook, vreezende, dat ze in *t geheel mogten
te met gaan,, hunne Weeking niet wagen; doch eindelyk befloot ik het te pro**
A 3: beeren ,