
VOORWOORD
In deze beschrijving werden verwerkt, hier en daar aangevuld en verbeterd,
de volgende overzichten, welke ik reeds eerder samenstelde:
le. Gedenkboek der Koninklijke Utrechtsche Fabriek van Zilverwerken
Firma C. J. Begeer 1857—1882—1907. (In dit boekwerk wordt voor uit-
voeriger beschrijving kortheidshalve naar dit gedenkboek verwezen.
(De betreffende nummers zijn met een * aangeduid.)
2e. Lijst van Penningen, vervaardigd in de Ateliers der „Koninklijke-
Begeer” (N.V. Koninklijke Utrechtsche Fabriek van Juweelen, Zilverwerken
en Penningen van C. J. Begeer) 1880—1919 (IeDeel).
Nieuw is hierin de beschrijving van de penningen, geslagen of gegoten van
1919 tot 1935 (Ile en IHe Deel.) Daardoor omvat het thans verschijnende
boekwerk alle penningen, vervaardigd van 1880 (het jaar, waarin de
Utrechtsche Fabriek van Zilverwerken van C. J. Begeer haar eerste penning
sloeg) tot en met 1934.
Tevens is daaraan toegevoegd een lijst der penningen, welke door de firma
J. M. van Kempen en Zonen, Kon. Ned. Fabriek van Gouden en Zilveren
Werken, voor 1919 werden geslagen (IVe Deel).
Aan de beschrijving möge ik enkele aanteekeningen laten voorafgaan.
Omtrent de voorgeschiedenis der N.V. Ateliers voor Edelsmeed- en
Penningkunst, v/h. „Koninklijke-Begeer”, thans gevestigd te Voorschoten,
het volgende: 7 APRIL 1835 werd in het register van de keurkamer te
Rotterdam als „werkmeester in gouden sieradien en draadwerk” inge-
schreven BASTIAAN BEGEER (1806—1875), die zieh als fabrikant en
juwelier te Gouda had gevestigd. Van zijn vijf zoons koos slechts de vierde,
Bastiaan, een ambtelijk beroep. De oudste zoon, Jacob (1838—1859) werd
teekenaar en graveur en was werkzaam in het atelier van zijn vader, doch
overleed reeds op jeugdigen leeftijd: tot opvolger werd de derde zoon Willem
(1843—1903) bestemd. De tweede zoon, CAREL JOSEPH BEGEER
(1840—1879), deed het essayeurs-examen en vestigde zieh 16 November
1865 als juwelier te Utrecht, terwijl de jongste zoon, ANTHONIE
BEGEER (1856—1910), 30 Juni 1874 als leerling-stempelsnijder aan ’s Rijks
Munt te Utrecht werd aangesteld. In 1866 werd aan Carel Joseph Begeer
de leiding opgedragen van de 30 December 1856 te Utrecht opgerichte
Utrechtsche Zilverfabriek Fa. S. en J. van Lier Ezn. en G. F. W. Bauer,
welke naam bij acte van 18 Juli 1862 inmiddels gewijzigd was in N.V.
Utrechtsche Fabriek van Zilverwerken. Na het overlijden van C. J. Begeer
op 19 November 1879 ging de leiding van de fabriek over op Anthonie
Begeer, wiens verzoek om eervol ontslag uit zijn ambt van hulpstempel-
snijder was ingewilligd.
Korten tijd daarna voerde Anthonie Begeer als eenig firmant de zaken
verder onder den naam „Utrechtsche Fabriek van Zilverwerken van
C. J. Begeer”, vanaf 31 Augustus 1889 met het praedicaat „Koninklijke”.