
 
		UYTLEGGING  van  de  AFBEELDING.  
 Vertonende  het  vaatngtige  vliesje,  leggendein'tonderilegedeelte  
 van  de  pan  van  de  ongenaamdebeenderen,  genomenuyt  een  Jongetje  
 ,  door  de  Pers  gedrakt  met  dezelfde  couleuren,  daar  het  
 voorwerp,volgensde  ^«/y^rtrtK/iif ^anjibereitzynde^nieile  pronkt.  
 E  raerkwaardigfte  zaken  zyn  de  volgende  
 A. A. A. Een gedeelte van de ongenaamdebeenderen,  ' t welk,  onderleggende, 
   alliier belemmert  wort  door  een vleezige k lomp  ,  
 van  de  zeer  wel  opgevulde,  en  daarom  zeerroot  zieh  vertonende  
 ,  Ipieren  overgebleven.  
 B.  Het  pannetje  van  de ongenaamde  beendeten  ,  in  zyneholligheit  
 ontfangende het  hoof tvan  't dybe en,  alhier  buyten  zyn  plaats  geftelt, 
   op  dat  het  inwendige  klaar  blykenzoude.  
 C.  De Z enuwagtige kraakbeenige  ban t ,  het  hoof t van  ' t  dybeen  hegtende  
 aan  de gemeide  pan,  van  alle kanten  met  vaten  omringt.  
 D.  De  ilagadertjes  van  't  vlies in' tonde r f t e  van de pan gelegen.  Dit  
 zeer  dünne  vliesje,  geweven  uyt  een  wonderbaarlyke  verfchyning  
 van  bloetvaten,  bekleetdegehele  pan  niet ,  alleenlyk  voor  
 een  gedeelte:  want  het  heeft zyn  plaats in de pan  buyten  de  kringronde  
 holligheit  van  dezelve,  paffende  met  het  bolronde  hooft  
 van  't  dybeen,  onder  in  de  pan  als  in  een ver t rekj e gelegen,  zo  
 dat  het  hooft  van  't dybeen  ,  beweegbaar  binnen  de gezegde  hol - 
 l i g h e i t ,  nooit  met  eenig  gedeelte  van  zyneoppervlakte  dit  vlies  
 en  deszelfs  vaatjes  kan  aanraken,  waardoor  voorgekomen  wort  
 een  geftadige vi y ving van  't vliesje,  en een  verbryzeling  van  deze  
 ledere vaatjes,  uyt welke pynen,  ontftekingen,  veretteringen,ea  
 andereongemakkenzoudevo'gen,  gelykerwysdezeerBeroemde  
 1{uyfch in  't  twcede  tiental  van  zyne Aantekeningen  naauwkeurig  
 aangemerkt  heeft.  
 E.  Strepen  ,  betekenende  een  t'zamenftelling  van  de  pan  uyt  drie  
 beendeten, namentlyk  het  d a rm,  zit of h e u p e ,  en 't  fchaambeen,  
 dewelke  vereenigt  zynde  t'zamen  deze  panuytmaken;  maarin  
 bejaarde  menfchen fchynt dezelve uyt een enkel  beea  te  beilaan.  
 F.  Het  hooft  van' t  dybeen.  
 G.  De  hals  van  't  dybeen,  
 H.  De  grote  drayer.  
 I.  Het  onderfte  gedeelte v a n ' t  dybeen,  afgefncden,  
 *  De  bloedvaten  door  't  dybeen  veripreit,