1
Jmenli, aniibiedciiao, .Ho op eenei. iro o n zU. m -le» j a k l . aU en s p liiiii bu ï i c h heeft, beWe
li fScii d i!: de ocrsto wor < ll aiiii.Tetlui.l als de t / roole goH ielelendK in den tjod delij k en fempel, de
hoir von k et ijewenl dus slrijds, de ftiidciv a h : de groole ftod iii hpl g ptci - s / van de sark o -
! - .e / eleiide. In de Iwe e talerci - loii vaii <le aiidcrc zijd.; {zie Pl . A) licbl.eii l > i s <ui
^ hutjcn
> liiu'e roll e n Tui-wisscia, en is de «pliiiiï boveii di-ii J a k i i a U geplajilsl.
I)èrd« ree ks, r é gis (Pl. IV}: de groo / e god van de Jmenli, (O s i r i s ) op eeneii trooii gez
elen. aniigcbedeii door de. z iel Tan den ovcrle d ene; die z lel z e.lye deii çn'Welij k e n dran k Ta»
eene so din''oi.lT anseiid e: eeiie andore godin die eclware n op eencn arrooleii scliotel aanbreMffl,
en c i n d e i p , ffelieel auii den raiid r a u de rcgtcr z ijd e, een tempeUje met twec doodengeeslen
<•11 eeneii derden i n cl .slanjîeniioofd. Op de linker z'Ode, (Pl. >'), de z elfde Toor.Uelling, maar met
wcfrialiiiç Tan de ffodin niel d.: e e lwa rcn: in het teinpeltje zjjn allnen de Iwne doodengeesten:
A i u s ç t en T i a i i nin t ç f annwezig:.
" De iwce volgondc gedeelteii Tan de oppcrTla k tc vaii het do ksel, met e en d g emcr k i (zie de
schela Tan het deksel Pl . \ I1I - A). bcTatleii d ri e reeksoii Tan ToorstellinRren boTcn elk an d«r, de niiddcl -
stc Tan de- tweo an.iore afgcîclieiden d oor twce hiëroglyp hische te ksten, elk Tan d ri e staandc en
lot aan deii iiiterslen r a n d Tan b el ToeJencInde doorloopcndc regels, (Zic / en g, de ksel, A
PI V III . )
De laferec).;n yan de zijkanten, r.ijn bjjna do z elfdc: (Pl . VI): 10.) oen tenipollje met don lîggeude
jakbals van A n u b i s ; 2».) een teinpeltje met don god van de Jmen / i. door do goddelijko
• /.iel Tan den. oTorledene aangobeden: 3».) (Pl . VU), een lompcllje mot den lig^enden sphin x , en
4".) een tenipeltje mot do Lwee tegenoTer elkander kuieiendc Annbls.sen.
De Tijf voorstellingen ran de middelstc rocks beTatteii; (PI- VI.) den kcTer met d e zonnesehijf
lusschon twec liggendo Sphin x en; 2".) Iwe e nederburkonde godîiedon; 3») (Pl . V I I , ) b el iiaamschild
van P t a h - S o k a r l , tnsschcn iwe e gie r e n, iTfoe koningsslangcn en iwe e doodengecsten
met ja k balshoofden: 4°.) een tcmpeltje met twee doodongeesten mel mensehenboofdon (A m s e t ) ,
twee nndere met slangenhoofden. en iTree koniiigsslangen die zicb op papyrusstengels o prigl e n;
eindeiyk 5°) twee goddclijko ziolon, onder de gedaante Tan sperwers mot monschenboofdonomgeveli
van verschillende (jewijdo zinnebeolden. aanbiddendo de zonncschijf die bovon het zinne -
beeldige tookcn der lijkwind.selen, den S e t i , zweeft.
De zijgedeellon Tau lie t Toelenoindo (Pl. VJI I A . / e n yl zijn mel b^ na dezelfdo voorstellin -
gen versierd: den liggendon j a k h a ls van A n n b i s : offergaTcn; don sar k o p b a a g, de / .icli opbef -
feiido koningsslang on den gier, bol zinnebeeld van bet goddeljjke nioederscbap. en oen tenip
e lljo, de Tier doodengeosten, op hiinno h ur k en tilt e n d e .
De d ri e staande. middelstc regels hiëroglyphi.schen tekst op het Toeteneinde. e , vcn n eld e n de
gnven en z egcningen die P t a li - S o k a r i - O s i r 1 s. n ii b i e n de andere g o d eii, die in de
A m o n t i se;?/?»! aan den overledene loezeggen, De le ksl begint met den middelstoii r e g e l, ver -
volgt op dien ter regter en ein digt op dieti ter lin k er zydo. De twee regels langs de z ijkanten
van bot deksel bevalten: dio van de regtor z ijdo (PII. I V , V I . Y I I en V I I I / . ) de Tonnelding van
.le gaTon die P I a h - S o k a r i - 0 s i r i s. die In de J m enli ieleU, de groole god, de he er
va» ^ bijdos, on A n n b i s aan den OTorledone looz eggon; de tekst van de lin k e r zijde (Pli. V ,
M . Y11 en V I l l g.) noeml do gnnstcn on voorroglen. die bem d oor al degodenvan het noorden.
het iiiiden. hel weslen « het ooslen van den heinet. door de god en van den sferren / iemet en
de godeii aan de Jmeiiti geschonken worden.
De twee loksten in bet midden (PII. V I . >11 en >111 e - .) b evalt en, elk in d ri e slaando. lot aan
den uitersten knnt Tan het Toeteneindedoorloopender e g el. - of kolommen: rogls, oeno aanbiddiiig
iiaii P h re - T H ni (A I m n.) den licer van den groo / eti lempel (en aan A n ii b i."?) den groolon
god die in het gewest tan den slrijd z e / elt, li n k s, eene a aiibid din g g erigt lot denz elfden god
P r b e - T n m . den he er der wereldim van H an (On. Helio p olis.) don grooten god die ull den
geùgtseinder le voorsihijn Ire edt. op dat hij garen en gunsten non den oi - erledene loe^egge.
i l e ! doksel is uit enk el nilg eliold blok bout gemaa k t. de binnenoppcrvla k to nicl eoiic
donne l a a g aspbalt bedekt. Do bnitenop pervla klo wa» e eist mot eene soort van .«Uiuk. o l eonigo
andere witto stof ovcrto g e n. waiiro p de gelo kleui- anngebragt we r d . die den gron d Tan het
> ciiilderwerk en Tandoverdcre. in ondc-r^icbeideno kleiii - cn, ro o d,gro eiie n bla anwnitgovoerd e versier -
selsleverde. De liii - rog!y| > bisclie van den tekst in liot midden (l'il . > . > 1. M l . en ook ul
die van bot gedeoltc o.'p i. V I I I , ïijn, om e.i o.n, op eonen f - roenen en eencn g ele n gro n d g e pla alst.
maar bij d.; eer - lc boel'l nien <len groiul mel de groenc vorMol' aangevnld , en de d oor do teekens
ingenonieii pla aUe n nilgcsp a ard: do omli - ekkon der teekens, cven als dio van de andere
le ksten werd en met ro o d geteekend. De tok - ten langs de k anlen van hel de ksel, en
/ oo ook (io mid delsle slaande regels der beido z ijleksten op de Toor ziide van liet deksel, z jjn in
verscbillende k leiir e n nlfgovoei'd; de gro n d van doze middelsie regels is vau eenen minder
donkeron t i n t , meor wl t a ch t i g , hel / .ij dat mon een hold erd er geol be z igde. bet zij d a l de gele
la a g bet d a aro n d er iiggende wit t e stuuk lie t doorscbijnen. Pl . W I V Ic T e rl een ge kle.ird l'ae-
>imile van die le ksten, Tan bel gedeelto c. PI, VI gonomen.
i'Iaten M\ - XXMtB.
Do MSI Tan de miimie Tan den priester on scbruver T c t m o n î - Do ki^l is uil een enke)
blok or wel nit eenen werkolijk en boonistam nit g e b oM. de biiiten - ovensieer als de binnenop -
p orvla k te eerst mel een wit a e h tig stuuk b e d e k i. da aro p een ge elacbtig Tornis a a n gcbra gl; op
dezon geelachtigen gro n d z'on de T ersierin gen, de lateroolen en de biëroglypbischo lee k ens, evenals
op het d e k sel. in roode omtrck kcn getee k end. de binnongedeelten der tiguren met r o o d ,
gro e n, wi t , hi e r en d a a r doch z elden. met blaauw gcTuld- Pl a a l \ levert eene proef van de
b ewer k in g van b el oorspronk elg k e.
De bnitenoppervlaklo van de kisl is mel de Tolgende lalereelen Torsiord:
PI 1 \ Op het hooldeneindc (zie de schcls van de Iwee bnilen z ijden van de ki.sl, op Pl. V I I I
A. //) tweo god delijk e z ielen, .-.porwers mel meiiscbonbonlden. slaando in de iioot vau P b r e .
en bel zinnebeeld van dien g o d. onder de gedaanle van den k ever mel de zounoscbijl', aanbid -
dendc. Da a r bonoden de mumie van den overlodene. Iwe eina al, staandc in oen lemiieltje al'gebeeld,
mot de zinnobeeldige tceke^s, T . a l en Weti. Wi j liebiien liier /.eker wel het gebalsemde
ligchaam en de z iel des overledenon. twee malen al'gebeeld. om aan de eischen van bet paral -
lélisme le Toldoen. De Iwee teksten langs tie k anlen van de Toorstellingen bevatlen aanbid -
dingen aan den god l'hre (rogler zijd. -) in het westen (/e* hemel x . die verte enl dat uie e z iel
binnen k oml en uw llgv.haam wetlervindl ; en (lin ks) „an l'hre in het ooslw des fie m eh. die
verlecut da / uive z ieï iveder te voorsckijn k oml om de ionneschii / ' le aansnhouwen.
Pl a l e n \ > . De regtcry.iide wo r d t , ovon als de lin k e r z ijd e. d oor drie dwar.< loopende regels
bioroglypben in twee deelen ul'gescboiden, w.iarvan l i c l bovenslo met eene reeks van z icli oprig -
lende en de zonnoschiif op het boofd dragi'iide koningsslangen bozot is. De d ri e tokslen liebbcn
b e tre k k in g op aanbiddingon. g erigt lot de god en P b r o - T n n , . P 1 a l . - So k u i > i - O s l r i s die in
het gea - eHt der sark ophugen z etell, aan Anubis en aan al de goden van het - .niden. het noor -
den. het weslen en hel oosleii van den hemel. e > i in bet slerrengewetf. opdat zg allc > goods,
a ll e rl e i gnnsten en bijslaud schenken aan den overledene. gedurende zijn verbliji' in b el gral"
en zijnen togl d oor do geweslen van do A m e n l i .
He i groolst.' godoolto van de o p p ervla k t e tnssclien den Iwoeden en den derden van dezo
liiiiro g h p b e nre g ols. i» door ver.«chillcndo lalereelen ingenomen. die botre k king liobben o[> de
begralenis - en li(ki > leglighoden van den overledene en de ondorsclicidene gebenrtenissen die hem
o|. zijnoii imciilelijk en to gl boidcn. Al deze lalere elen zijn van biiiro glyp bisdie le ksten begeleid,
die do d oor vorscheidene goden loegezegde gunslen vermeld en. en de tbrniulieren, die d e over -
ledene ondorsield wo r d l uit te sprok en. om do be zwaren te boTcn te komen. d oor de sehrik -
«c k k e n d e geesten vau de A nie uli. beni op zijnen logt in don weg gesteld. enz.