
14 Pag. iii in F.J.F.
Meyen, lieber die
neuesten Fortschritte
der Anatomie und
Physiologie der
Gewächse (verh. TTG
XXII).
Academie van Schilder en Teekenkunde ter hunner
Supplianten kosten op te Rigten, de welker geschikt
soude zijn om Arme Kinderen, so uijt de Godshuijsen
van alderleij gesintheijd als anderen waarinne men
Geest en Vaardigheijd ontdekte door den tijd
bequaame Schilders, Teekenaaren, Metselaars, Steen
en Beeldhouwders, Bouwkundigen en Architecten
souden voorkomen.’
Het verzoek was ondertekend door achttien
initiatiefnemers, voornamelijk raden uit de
vroedschap, de kunstenaars Paul van Liender en Jan
Augustini, en enkele particulieren waaronder Pieter
Buissant Heems, Johannes Enschede, Willem Kops,
Comelis Elout en Pieter Teyler van der Hulst. Met de
aantekening dat de academie financieel onafhankelijk
van de stad moest blijven, verleende het stadsbestuur
haar toestemming aan dit projekt. Niet alleen de stad
Haarlem was gebaat bij beter tekenonderwijs, maar
ook een groot deel van de initiatiefnemers, die zelf
ijverige kunstverzamelaars waren.
De organisatie van de Teekenacademie was voor een
deel op Amsterdamse leest geschoeid. Dat is niet
verwonderlijk omdat de eerste hoofddirecteuren
Elbert Testart en Mr. Mattheus van Valkenburg tevens
honoraire leden van de Amsterdamse Tekenacademie
waren. Het bestuur bestond uit hoofddirecteuren,
waaronder Pieter Teyler van der Hulst, en gewone
directeuren die meestal kunstenaar van professie
waren. Verder waren er werkende en honoraire leden.
Er werd getekend naar prent, pleister en model,
verdeeld over vier klassen. Ter aanmoediging en
bevordering werden er jaarlijks prijzen uitgereikt,
vanaf 1775 op het Prinsenhof.
In 1772 startte de academie met 68 honoraire leden
en een twintigtal werkende leden. Men tekende
tweemaal per week in de winteravonden in de
portierswoning van de Zijlpoort.
De notulen van de hoofddirecteuren die op 25
januari 1775 aanvangen, vermelden allereerst de
verhuizing van de Teekenacademie uit de
portierswoning van de Zijlpoort naar het huis De
Hulst in de Damstraat. Het nieuwe onderkomen was
het voormalige woonhuis van hoofddirecteur Pieter
Teyler van der Hulst, die in 1740 naar Damstraat 16
was verhuisd. Taco Jelgersma werd verzocht een
schets voor een ornament met het opschrift
‘Teekenacademie’ te maken, die zou kunnen dienen
voor een bord aan de gevel van het nieuwe pand. Dat
het huis alleen voor de Teekenacademie werd
gebruikt, blijkt uit de opmerking ‘dat de penningen
niet wel te vertrouwen waaren in een leedig huijs’. Om
die reden werd de kas in het woonhuis van Pieter
Teyler ondergebracht.
Na het overlijden van Pieter Teyler in 1778 vroegen
de directeuren zieh af of zijn executeurs nog wel
genegen waren het huis De Hulst door de
Teekenacademie te laten gebruiken tegen vergoeding
V E R H A N D E L I N G
TER UEANTIVOOHÜUCG DER VUACE:
WKU.E O OS TEGFXtWOORDiOK STAAT TAN DB W t U E » . GM NATVCHROMOE
DER MUetttn WKLKK ZUM D t VORDHOWJEJ», DIB ¿EZB WKTGMüawr,
CGDOKGMOt Dt, LU TST E AAUKK, UGMAAKT HEBET, V001UG SBDEBT
DK n m u v t> DER BERROONDB VBRUASDRUWJ VAK DEN HUOGUSWU
aar Ktssst«, crmtktauB bet achtoexde stck des veiu
HANDLUNGEN DOOR TETEEWe TWEEDS CKNUOTSCIUF p rjv
fl EG b«EM? WELKB ZUM DE VTAABMEMINtiE» VaH DEM
HbEB K/rSSfl DIL. VOORAD UIT BOOWlt u tl i 00011
DEM GEBEZIGDE MINDER VOtUAAKTE YfcW.UOOT-
WERRTCIGRS, THANS AU) MSOH» MSUS8EMD
O F OMYOtEEDKi MOSTE« WORDEX AANGK-
MBBKtt EM WAT HERREN DE LATERE
YORDUUMGEM DER WETESSOUP
GEEEERU AAM5AAMDB DG VER-
RIGTIMGES DER 0RCAKE3.
waarctt de gewassem
ZUM ZAKEMGEbTKU»
F . J . F . K E Y S f i ,
< PMbu Mut, <u Ch*r. Jtotfar <« Prvfotor tt Bali}*,
Oml.r de Zinsfrei;:
A*b door DlttECTEURKN c. U-.!.n tu. TEYLER'S STICHTING
van onkosten en het betalen van de verponding. Na
een gesprek bleek dat Directeuren van Teylers
Stichting het in zeer siechte Staat verkerende huis
liever voor iooo gülden, tegen een jaarlijkse interest
van 3%, wilden verkopen. Maar de Teekenacademie
zag niets in een eigen pand, zeker niet in zo’n
vervallen toestand, en trachtte daarom een redelijke
huurprijs te bedingen. Overeengekomen werd het
huis De Hulst voorlopig voor drie jaar te huren tegen
6o gülden per jaar, ingaande i mei 1778.Daarmee was
de huisvesting voorlopig gegarandeerd, maar over het
achterstallige onderhoud werd niet meer gesproken.
Dat was de reden dat de Teekenacademie na drie jaar
genoodzaakt was naar een ander onderkomen uit te
kijken. Op 3 augustus 1781 deelde het bestuur mee
dat hun 00g gevallen was op het Hof van Holland in
de Warmoesstraat. Eigenaar Van Mook wilde zijn huis
voor 225 gülden per jaar verhuren waarvoor hij het
op zijn eigen kosten ‘ten genoege van de
hoofddirecteuren’ in orde zou laten maken. Daar de
enorme huurverhoging niet door de leden kon
worden opgebracht, werd Teylers Stichting vriendelijk
verzocht een helpende hand te bieden. Dat
resulteerde in een jaarlijkse donatie van 140 gülden
over een periode van tien jaar, in 1786 verhoogd met
nog eens 60 gülden. Als dank werden Directeuren van
Teylers Stichting op 1 november 1781 door hun
secretaris Koenraad Hovens als donateurs van de
academie ingeschreven.
Teylers Stichting had in 1781 met de Teekenacademie
duidelijk afgesproken dat hun subsidie voor een
periode van tien jaar niet stilzwijgend werd verlengd.
Het bestuur had hier in 1791 niet meer bij stil gestaan
en had de penningemeester Josua Capelle naar
directeuren gestuurd om de jaarlijkse 200 gülden te
15 Wyhrand
Hendriks, zelfportret
1807. H ij speelde
zowel in de Haarlemse
Teekenacademie als in
het Teekencollegie
aldaar als directeur een
belangrijke rol (coll.
Frans Halsmuseum,
fotoA. Dingjan).
innen. Doch de heren directeuren hadden de
academie gewezen op hun ‘grove en inexcusabele
omissie’ en geweigerd de subsidie te verlengen. Zij
waren zelfs overtuigd dat een en ander expres was
nagelaten. Hoe het ook zij, Teylers Stichting hield na
vele deliberaties voet bij stuk: de jaarlijkse subsidie
van 200 gulden werd voortaan geweigerd. Nu de
financiele middelen niet meer toereikend waren,
moest er flink in het tekenonderwijs worden
gesneden: niet meer begin October maar begin
november aanvangen en half maart in plaats van eind
maart beginnen. Niet meer tekenen naar naaktmodel
maar alleen naar gekleed model. In 1794 werd het
bouwkundig tekenen gestaakt. Er gingen zelfs
stemmen op om de Academie maar te sluiten. Dat
gebeurde in 1793.
De schulden bedroegen toen 433 gulden terwijl er
maar 60 gulden in kas was. Voor het bedrag aan
schulden nam de kunstschilder en mede-directeur
Wybrand Hendriks de gehele inventaris van de
Teekenacademie over, oftewel de grote en kleine
pleisterbeelden, de kachels, lampen en andere
meubels. Zo betekende het intrekken van de
Teyler-subsidie min of meer direkt het einde van de
Teekenacademie. Dat zij echter dit type onderwijs een
hart toedroeg, blijkt uit het vervolg.
Het Teekencollegie
De Teekenacademie was nog maar nauwelijks
opgeheven of een aantal ex-leden besloot opnieuw ‘de
teekenkunst uit het verval waarin zij zeedert eenigen
tijd gezonken was, te doen verrijzen’. Al op 14
September 1796 werd in de Warmoesstraat de
oprichtingsvergadering gehouden van de nieuwe
academie, voortaan het Teekencollegie geheten. De
door Hendriks opgekochte meubels en
pleisterbeelden werden gratis in het nieuwe instituut
ingebracht. Hendriks zal het ook zijn geweest die de
aanzet gaf tot de ‘her’oprichting. Hij was in die tijd
Haarlems meest gevraagde kunstenaar en had als
kastelein van Teylers Museum ook een zekere status.
Hij behoorde tot een van de zes eerste directeuren.
De hierarchie van hoofd- en gewone directeuren had
men verlaten en goedkeuring van het stadsbestuur
had men niet meer nodig. Ook een onderverdeling in
klassen met de daarbij hörende prijzen werd niet
langer meer gemaakt. Het lijkt wel of het motto
‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ ook in het
Teekencollegie werd toegepast. Wel kende men de
categorieen honoraire leden en donatrices, uiteraard
om de kas te spekken. Ook directeuren van Teylers
Stichting stonden jaarlijks garant voor 200 gulden
subsidie.
Omdat het pand in de Warmoesstraat ongeschikt
Werd bevonden, werd naar een andere Iokaliteit
omgezien en snel gevonden in het Klein Heiligland.
Het werd door J. Veilbrief voor twee jaar (no gulden
per jaar) aan het college verhuurd met nog eens een
optie voor twee jaar. De bovenachterkamer werd
ingericht voor het tekenen naar model, de
bovenvoorkamer voor het plaatsen van de
pleisterbeelden en beneden voor de vergaderingen en
kunstbeschouwingen. De bovenachterkamer werd
door Wybrand Hendriks afgebeeld met het bestuur
en de werkende leden van het Teekencollegie in 1799.
Naast het tekenonderwijs werden er ook
kunstbeschouwingen georganiseerd. Bij toerbeurt
zorgden de directeuren voor een interessante
portefeuille kijkwerk. Het is goed mogelijk dat
Hendriks wel eens een greep uit het Teylerbezit heeft
gedaan, vooral waar het ging om de Italiaanse
meesters. In 1809 werd de naam veranderd in
‘Teekencollegie onder de zinspreuk Kunstmin en
Vlijt’, hetzelfde jaar waarin Hendriks bedankte. Na
dertig jaar besturen hield Hendriks het wel voor
gezien. De subsidies van Teylers Stichting gingen
echter onverminderd voort. Hoewel daar in de loop
der tijd wel voorwaarden aan waren verbonden. Dat
blijkt ondermeer in 1820 wanneer enkele leden in
opstand komen tegen het directiebeleid van het
Teekencollegie. In een schrijven wezen zij ondermeer
op de subsidie van Teyler die bedoeld was om het
tekenen naar het naakte model mogelijk te maken en
waarop nu bezuinigd werd. Dat was voor een groepje
onder leiding van Pieter Barbiers de reden om zieh af
te splitsen. Dat was het begin van het nog steeds