
1819.
148. Prijspenning van het Koninklijk Instituut. Door J. P. Braemt.
Voorzijde: Binnen een open tempel waarop in s t it u t u m r e g iu m is
op een zetel, versierd met het gekroonde Nederlandsche wapen met
de spreuk: j e m a t n t ie n d r a i , een vrouw gezeten, die in de linkerhand
een langen, op den grond rastenden schepter houdt, en met de rechter
op een voor haar geplaatst altaar uit een schaal eene offerande plengt.
Op het altaar: a p o l l in t — e t — m in e r v a e -Hs. Onder den zetel
rechts gemerkt: b r a e m t . e e c i t .
Keerzijde: Een lauwerkrans, waarbinnen de naam van den bekroonde
werd gegraveerd.
Dirks 150.
Stempels van de voor- en keerzijde 59 m.M.
1820.
149. Ter eere van Anna Paulowna, Prinses van Oranje. Door A. E.
Michaut.
Naar links gewend hoofd der Prinses. Omschrift: A. PAULOWNA
AURIAC. PR.
Dirks 154 (4).
Stempel van de voorzijde 24 m.M.
150. Overlijden van Prinses Wilhelmina van Pruisen, weduwe van
Prins Willem V. Door A. Bemme.
Een grafmonument, waarop een lijkbus geplaatst is. Ter weers-
zijden van het monument twee zittende vrouwen: de Waarheid een
Spiegel in de rechterhand houdende en de Godsdienst met een bijbel
op haar schoot. Boven heb monument: d e p l o r a t p a t r ia m a t r e m . In
de afsnede: o b i i t d . i x . j u n i i — m d c c c x x . — a . b e m m e . f .
Dirks 163.
Stempel van de keerzijde 55 m.M.
151. Prijspenning van de Teekenacademie te Rotterdam (1817—
1820). Door A. Bemme, naar eene teekening van C. Bakker.
Voorzijde: Gelauwerde vrouw zit naar links gekeerd te schetsen.
Op haar zetel een schets van een wenteltrap en van het vräagstuk
van Pythagoras. Achter haar een geknotte zuil, waarop een antiek
brandend lampje, en waartegen een passer en winkelhaak leunen.
Naast haar een haan (symbool van vlijt). Onder het beeid gemerkt:
a . b e m m e f . In de afsnede: R o t t e r d a m — c. b . d e l . Omschrift: HIER-
DOOR TOT HOOGER.
Dirks 168. Vervolg van Loon 481.
Stempel van de voorzijde 52 m.M.
152. Prijspenning als de voorgaande, doch eenigszins afwijkend,
vooral in den stand van den passer en winkelhaak, die tegen de zuil
leunen. In de afsnede: R o t t e r d a m — c. b . d .
Dirks 170.
Stempel van de voorzijde 52 m.M.
153. Prijspenning als voren, met dezelfde op- en omschriften als
n°. 152, maar kleiner.
Keerzijde: Een krans van mirtenloof, waarbinnen de naam van den
bekroonde werd gegraveerd.
Dirks 171.
Stempels van de voor- en keerzijde 34 m.M.
154. Begrafenispenning.
Doodshoofd, rastende op een Schenkel en palmtak.
Dirks 175 en 492.
Stempel van de voorzijde 33 m.M.
De keerzijde bevatte een opschrift, naam van den overledene en
datum vermeldende.
1821.
155. Verovering van Palembang. Voorzijde door A. E. Michaut;
keerzijde door J. P. Braemt.
Een gewapend krijgsman, in Romeinsche wapenrusting op den voor-
steven van een antiek schip staande, houdt aan de linkerarm een schild
en werpt met den opgeheven rechterhand een spies. Hij wordt bekranst
door een boven hem vliegende Victoria. Omschrift: HOSTIUM. MUNI-
MENTIS. EXPUGNATIS. SATRAPE. CAPTO. BELLO. CONEECTO.
In de afsnede: a d p a l e m b a n g ■»<- D. xxiv. j u n . m d c c c x x i — b r a e m t . f .
Dirks 179. van Heeckeren van Brandsenburg pl. II. n°. 4.
Stempel van de keerzijde 41 m.M.
Als voorzijde diende de voorzijde van n°. 143.
156. Prijspenning voor tentoonstellingen van Nederlandsche nij-
verheid. Door J. P. Braemt.
Voorzijde: Zittende vrouwengestalte (de Nijverheid) met een muur-
kroon op het hoofd, ra st met de linkerhand op het Nederlandsche wapen-
schild en bekroont eenvoorhaarstaandengevleugeldenjongeling,dieinde
linkerhand een bijenkorf (symbool der vlijt) draagt. Achter het beeid
der Nijverheid een Oranjeboom en een hoorn van overvloed, terwijl
op het voetstuk van hären zetel tusschen twee kruiken, waaruit water
stroomt, en die gemerkt zijn s c a l d . en r h e n ., zinnebeeiden vankoop-
handel, nijverheid en zeevaart zijn aangebracht. Omschrift: BELG AR
INDUSTRIAE. In de afsnede: a r t e s . r e m u n e r a t a e — e x . d e c r e t o .
r e g . Links gemerkt: b r a e m t f .
Keerzijde: Een krans van olijfbladeren, waarbinnen de naam van
den bekroonde werd gegraveerd.
Dirks 267. en II. pag. 295.
Stempels van de voor- en keerzijde 58 m.M.
DE STEMPELS VAN DEZEN PRIJSPENNING WERDEN IN 1821 GESNEDEN,
EN TOEN VOOR HET EERST UITGEREIKT OP DE TENTOONSTELLING TE
GENT, OOK IN 1825 OP DE TENTOONSTELLING TE HAARLEM DIENDE H I J
ALS BEKRONINGSPENNING.