V O O R B E R I f r T ,
I T eyier’s Museum in den jare 1784 gebouwd
liijnde , werd door Directeuren van tejcler’s Nala-
Itenschap aan mij opgedragen, bet aanleggen van
Ide Physische en Natuurkundige Verzamelingen,
Iwelke daarm gevonden worden * als 00k de uit-
I breiding van dat gedeelte der Bibliotheek, door
Iden Stichter nagelaten , hetgeen, volgens de be-
Idoeling des Stichters, ten meesten nutte voor Na-
tuurkundige en andere Wetenschappen verstrekken
|.konde.
I De kassen, voor de Bibliotheek in teyler’s Mu-
Iseum bestemd, geene groote ruimte hebbende,
Iwas het noodig te överwegen , in welke Weten-
fschappen t aldäar meest nuttige Boekverzamelingeu
Izouden kunnen worden aangelegd , en tot welke
.-soort van werken men zieh aldaar zoude behoo-
|ren te bepalen , opdat de ruimte der kassen niet
Ispoedig zoude te kort schieten« Hierover raadple-
Igende met de Leden der beide Geleerde Genoot-
Ischappen, door teyler gestiebt, werd door het
leerste Genootschap, aan de beoefening van Godr
Igeleerde Wetenschappen bijzonderlijk gewijd , eene
Iverzameling der Kerkvaders van de 4 eerste eeu-
iwen verzocht. Het door den Stichter eerst be-
pnoemd en Voorzittend Lid van teyler^s Tweede
iGenootschap , een ijverig voorstander en beoefe-
gnaar der oude Grieksche en Latijnsche Letterkunde
Izijnde ,, stelde voor zieh daerbij niet te bepalen ,
m' * inaar