Herbert de Jager.(1642-1705).
Vas eenvoudige afka«st heeft deze baerenzaan va» Zwannerda« (Aldus iLeupe
(Navarseher,X,1860*p.280) en eveneens in witsen's brief san Gisb.Cuper
(Gebhard,II*361),dach elders (als varen p.455) zegt Witsen dat de J.gebaren
nwerd te Alphen.In het Albu* Studiasarun van de Leidsehe Universiteit
vindt nen he« eehter ingeschreven als:Herbertus de Jager*Swa*«erda«ensis*
, 20»,T. ) zieh daar valhardende vlijt een eervellen naa« verirarven als be-
aefenaar der Oastersehe letteren.Hannen als Nie.Witsen*Cuper,Chardin,Va-
lentijn aehtten he« haag en wendden zieh herhaaldelijk tat he« a« vaar-
liehting (Zie J.F.Gebhard"Het leven van Mr.Nie.Witsen",II,353,559,361;Char-
dih"Veyages "uitg-.L&ngles-* VII# 288;Valentijn, "Oud en wieuw Oast-Indifcn*,
V*220*249,269 en zijn "Verhandeling der zee harenkens";Jah.Sign.Wurfbain,
"VierzehnjUrige Ost-Indian.Krieg-u.Ober-Kauffnanns-Dienste"*p.131*waar hij
verwijst naar Herbert van Janger's (sie) verhandeling aver de bereiding
van indige in Ephenerid.Aead.Nat.Curèeser.Deeur.II.Ann.II.Observ.4.).Met
Ru«phius stand hij in briefwisseling.
In 1662,ap vaarspraak van Witsen,in dienst der 0.-I.Ca«pagnie getreden*
braeht hij het tat apperkaapnan en deed twee keeren (van 1665 tat 1670
en van 1684 tat 1687) diest in PerziU.Het was gedurende zijn tweede ver—
blijf dat hij de twee teekeningen van Persepalis zal vervaardigd hebben,
welke daar he« aan Witsen werden gezanden en daar dezen*in 1694,aan de
Rayai Saeiety te Landen,die ze in hare "Philasaphieal Transaatians.Far
the «anth af May,1694,Number 210" (pag.117) in het lieht g&f,tegelifc «et
den begeleidenden brief van Witsen.
Dat de Jager een geaefend teekenaar was,blijkt uit den navelgenden brief
van Cuper aan Valekenier (Verz.Cuper,Ken.Bibliath.,72 G.31.) (1707?):
5.11 (Nie.Witsen) «e parlait beaueaup d'un Herbert de Jager,Allenand (sie)*
qui par san «ayen était allé aux Indes,et y abtint quelque eharge;et «e
disait,que eet hanne parlait tautes les langues arientales,qu*il luy
avait dessiné au vif les fleurs et les herbes de Java,ee que persanne
n'avait pas eneare entrepris.Je les ay vu en deux velu«es,dent il fit
présent en reeagneisanee à Mr.de Witzen;que ee M.Jager était «art il y a
deux ans;qu'il avait envoyé une grandissime quantité de desseins des
fleurs, des plantes, des hannes des feranses* des «aisens,de teus les in s t rua:
■ens,dent les Indiens de Batavia se servaient dans leur agrieulture et
dans tautes sartes d'auvrage;que la Cenpagnie s'en est saisie eanne aussi
des Uss.Arabes,persans et d'autres;et que taut eela était fer«é dans un
eaffre.il y parlait aussi du Ganges,de la Religian des Indiens partaut
qu'il avait esté,et Mr.Witsen «'assurait qu'il y avait bien 800 plantes,
qui naus étaient ineennues.
De kaffer,waarvan in dezenbrief sprake is*sehijnt anherraepelijk ver1eren.
P.A.Leupe gaf in de Bljdragen tat de T.L.enV.van Nederl.Indi'é (N.r.dl.IV.
p.17-22*1862 en 3de r.,dl.IV.p.67-97*18669.)een sehets van de Jager's leven.
A.Hetz,Over afbeeldingen van Persepalis en Pal«yra daar Nederlanders
(Philip Angel-Jan Jansz.Struys-Herbert de Jager-Cernelis de Bruyn-
G.Hafsted van Essen).Oud-Helland,Jg.29,1911.p.1-48.
■ -