T E Y L E R<S>MUSEUM
magazi jn 18 w i n t e r ’88
Afb. 1. August Allebe, De oude zaalwachter (Den Haag, Rijksmuseum Mesdag) en Museumbezoek (Amsterdam, Stedelijk Museum),
olieverf op paneel, 1870.
‘Waarde heer Allebe’
Deze aanhef, die boven vele van de talloze brieven Staat
die tijdgenoten schreven aan August Allebe (1838-
1927), geeft blijk van het respect en de waardering die zij
voelden voor deze bijzondere figuur. Als hoogleraar-di-
recteur van de Amsterdamse Rijksacademie van Beeidende
Künsten bekleedde Allebe een sleutelpositie binnen
het Nederlandse artistieke leven rond de eeuwwisse-
ling; als leermeester en pedagoog had hij een belangrijke
rol bij de vorming van verschillende generaties beeidende
kunstenaars.
Dat Allebe’s naam als hoogleraar nog steeds voortleeft is
goeddeels te danken aan de getuigenissen van zijn oud-
leerlingen, die in hun memoires of in bewaard gebleven
correspondentie dikwijls van hun genegenheid voor hun
leraar bhjk gaven; in zijn rol als mentor en docent is Allebe
dan ook allerminst vergeten. Daarentegen is de her-
innering aan hem als beeidend kunstenaar wel enigszins
verbleekt, terwijl hij rond 1870 toch als een van de meest
vooraanstaande schilders van zijn generatie gold. In het
jaar van zijn overlijden werd in Amsterdam en Den Haag
voor het laatst een kleine verkooptentoonstelling van Allebe’s
werk gehouden; sindsdien is nog slechts terloops
aandacht aan Allebe als scheppend kunstenaar besteed.
De overzichtstentoonstelling die op 27 februari in Tey-
lers Museum opent, biedt zodoende voor het eerst in zes-
tig jaar de mogelijkheid om Allebe’s oeuvre te leren kennen
en zijn betekenis als schilder, tekenaar en lithograaf
opnieuw te bezien.
August Allebe (afb. 2) werd op 19 april 1838 in Amsterdam
geboren als zoon van de medicus Gérard Allebe en
Neeltje Scheltema. Hij groeide op in een vooruitstrevend