TE YLER<S>MUSEUM
magazijn 12_________________________________zomer ’86
Afb. 1'. Karel Elias van Toulon, Tekenaar in landschap, cat.nr. 27.
Op zoek naar ‘geestige brokjes voor de teekenpen’
De studiereisjes van Barend Cornelis Koekkoek
(1803-1862) en Karel Elias van Toulon (1816-1852)
Deze zomer worden in de vitrines van de eerste schil-
derijenzaal tekeningen uit de jaren 1830-1870 getoond.
Ze geven een indruk hoe met name de Nederlandse
kunstenaars in meer of mindere mate be'invloed werden
door de romantiek. Reeds in de tweede helft van de
achttiende eeuw zijn bij auteurs als Rousseau, Goethe en
Grimm romantische sentimenten als melancholie, een-
zaamheid en natuurlijkheid naast de belangstelling voor
het eigen verleden te bespeuren. In de beeidende kunst
ontstond de romantische stroming als een reactie op het
classicisme en kenmerkte zieh door een voorkeur voor
exotische, sentimentele en historische onderwerpen en
een terugkeer naar wat men als de wäre natuur be-
schouwde. In plaats van de redelijkheid en de orde hechtte
men meer aan ontvankelijkheid, fantasie en christelijke
waarden. Dit ging gepaard met een voorliefde voor
sensueel kleurgebruik. Deze karakteristieken zijn vooral
van toepassing op het werk van kunstenaars als de Duiters
Friedrich en Runge, de Engelsen Constable en Turner en
de Fransen Delacroix en Géricault. De kunstenaars in
ons land volgden hun voorbeeld op een afstand en
bovendien schoorvoetend, slechts een enkeling als
Wijnand Nuyen kan een ware romanticus worden
genoemd.
Een van de belangrijkste ontwikkelingen die zieh tijdens
de romantiek voltrok, betrof het landschap. De romanticus
zocht een stemming en vond deze in de natuur.
Steeds veelvuldiger werd in de vrije natuur getekend en
geschilderd. Sinds de achttiende eeuw was het maken van
natuurstudies in potlood, krijt of houtskool ingeburgerd bij
zowel de topografische als de landschapskunstenaars.
Deze studies dienden echter uitsluitend als ateliervoor-
raad. Naar de ruwe schets werd een ingekleurde tekening